Het stadsleven vs. wonen in een dorp

Inmiddels woon ik tien jaar in Amsterdam. De eerste paar jaar in een woning gedeeld met mijn bestie en daarna met mijn man. I love Amsterdam. Ik ken iedere verborgen koffietent, galerie of foodie hotspot. De stad heeft eindeloos veel mogelijkheden voor vertier, om te ontdekken en om te socializen. Never a dull moment! In het begin struinde ik alle festivals af en wist ik precies waar je na twaalven nog moest zijn. Tot mijn achtentwintigste ongeveer, toen veranderde alles.

Na het overlijden van mijn vader, een verhuizing binnen Amsterdam en ondertussen flink doorwerken, werd het toch best heftig. Al die prikkels. Steeds vaker koos ik voor een avond op de bank dan voor een avond in de stad. Misschien komt het omdat ik inmiddels samenwoon maar voor mijn gevoel heb ik gewoon minder energie. Ik kreeg steeds minder vaak zin om de stad in te gaan, sterker nog ik WOON in de stad en dan is de energie best overwelvend. Dagelijks hoor ik rumoerige toeristen voorbij struinen met rolkoffers, settelen groepen vrijgezellen zich op een terras in de buurt, een groen park is in geen velden of wegen te bekennen en het stinkt altijd naar steak en hamburgers.

Ik had geen idee wat ik dan zou willen, maar in ieder geval niet dagelijks opgeslokt worden in de menigte van de stad. Steeds vaker hunkerde ik naar een park of een tuin. Naar kalmte in de stad. Naar een plek waar ik met bloten voeten de deur uit zou kunnen stappen. Meer rust. En dit bereik je niet met een wekelijks yogales of wierook in je huis. Nee ik wilde weer eens vogeltjes horen fluiten en de geur van vers gemaaid gras ruiken.

Dus na een lang leven in Amsterdam ontstonden er steeds meer kriebels om ergens buiten deze mooie plek te gaan wonen. Ik begon te dagdromen over een veranda, gras en bomen in de tuin. Over avondwandelingen zonder dat je allemaal leipe Harries tegen het lijf loopt die stoned of dronken om centen vragen.

Dit wil niet zeggen dat ik niet meer van de stad houd, ik kom nog graag terug! Het liefst wekelijks… om door de negen straatjes te struinen of te borrelen met vriendinnen. Alleen weet ik nu al dat ik o zo blij ben als ik weer huiswaarts keer, naar mijn oase van rust. Ik heb oneindig veel plezier gehad in de speeltuin voor mijn twintigerjaren. Maar na mijn werk rust vinden in het hart van de stad behoort tot een van mijn non-talenten. Zelfs in de zomer kan ik volstrekt niet aarden op een plek zonder tuin en als we de ramen openslaan komt het gekeuvel van de honderden terrassen ons tegenmoet. Nee. Ik ben er niet voor geboren. Mijn prioriteiten zijn veranderd en ik woon liever op een rustige plek dan dat ik midden in de nacht sushi bestel. Desnoods trek ik een diepvriespizza uit mijn voorraad. Ja. Ik word een gezapige oma die zich liever knus rond het haardvuur nestelt!