Festivals zijn een vrijstaat om de sleur te doorbreken

Nederland staat van de festivals. Dat is al jaren zo, en dat zal de komende jaren alleen maar meer zijn. Op elk hoekje, elk trapveldje, elk dorpspleintje popt tegenwoordig wel een nieuw evenement op. En met succes. En dan vooral: met succesverhalen! Na bijgekomen te zijn van jawel..wéér een festival vond ik het tijd om, naast in mijn hoofd weer helder te worden, óók helderheid te krijgen over de festivalhype. En waaróm we er zo massaal naartoe willen.

Als ik exact deze laatste vraag in typ op Google verschijnen er direct een aantal interessante stukken. geschreven door fervent festivalgangers, maar ook mensen die er een beetje genoeg van hebben. Ook zijn er mensen die vinden dat festivals steeds commerciëler en groter worden. Interessant, al die diversiteit! Laat ik het in dit geval even bij mezelf houden.

Er zijn al redelijk wat festivals voorbij gekomen in mijn leven. En heel divers. Het meest bijzondere festival is toch wel mijn eigen bruiloft geweest.. Ja inderdaad. Een festival-bruiloft. Misschien zegt het genoeg dat mijn man en ik drie jaar geleden dit als thema gekozen hebben. En eerlijk is eerlijk, er wordt nog steeds over nagepraat, over succesverhalen gesproken..

Maar waarom dan toch? Waarom kiezen we ervoor om elk jaar weer met zware ballast, al ploegend door de modder met poncho’s een flink slaaptekort in een tochtig tentje te gaan liggen? Het antwoord is eigenlijk heel simpel. Omdat we op dat moment, hetzij tijdelijk, “los” zijn. Los gáán doen we uiteraard ook, maar vooral het zijn. Dat is waar het om gaat.

Een festival is eigenlijk een soort vrijstaat. Ergens op een plek, afgelegen van de normale maatschappij, waar hard gewerkt wordt voor de kost. Hier komen mensen samen met zeer uiteenlopende motivaties. Er zijn nachtbrakers, uitslapers, vroege vogels, melancholische luisteraars, mensen-die-van-doe-dingen-houden, mensen die de camping nauwelijks afkomen omdat het daar het gezelligst is, mensen die hun route zorgvuldig uitstippelen, mensen die bij de eerste slok al verdwaald zijn, mensen die zich verkleden, mensen die juist zo min mogelijk kleren aan hebben…en je hebt de alleseters. Ik denk dat ik bij die laatste groep hoor. Letterlijk en figuurlijk.

Als alleseter kom je eigenlijk niet voor een specifieke act, maar voor de unieke vibe die je alléén maar op een festival ziet. Je hobbelt van plek naar plek, en van tent naar tent. Elke beat, elk gitaarakkoord, elke klank werkt aanstekelijk op je lichaam en humeur en je wordt telkens weer meegezogen in dat specifieke moment. Om na een tijdje weer afgeleid te zijn door iets nieuws. Maar dat kan en dat mag. Daar is een festival voor. Als je je vrienden kwijt bent, vind je elkaar weer bij de Dixies of linksvoor. Maar soms kies je ook bewust voor een goed moment om iedereen even kwijt te raken.Als alleseter wil je namelijk soms ook even tijd voor jezelf. Je hebt het nodig om prikkels te verwerken en gewoon even vanaf de zijlijn in je eentje te volgen wat er allemaal gebeurt. En er gebeurt veel!

En duik je dan met eindelijk moe, voldaan en lichtelijk aangeschoten je tentje in, sta je de volgende dag…verrassing..zonder kater op! Want ook dat is bewezen; slapen in “de buitenlucht” bevordert het herstelproces. Heerlijk! Dus na het nuttigen van een dubbele espresso en een culinair hoogstandje van een éénpitsmaaltijd (ik zei toch: alleseter?!) haal jij deze dag gewoon weer hetzelfde trucje uit!

Zucht…wanneer begint het nieuwe festivalseizoen weer?